http://www.nedstatbasic.net/apply?ref=1&accountname=Lib+Aria Lib Aria: woensdag, maart 08, 2006

woensdag, maart 08, 2006

Aan een vriend...

Een vriend…

Vijftien maanden jonger is hij, ik zou zijn iets meer dan één jaar oudere broer kunnen zijn, maar toch, en dit vast ook wel om reden van “generatie-eigenschappen” die ons eigen zijn, is hij altijd al een vriend van mij geweest, nu nog.

Hij een Tongerenaar, of zoals wij het hier zeggen; ene van Toengere, daar waar de mensen een beetje als volgt praten: “Mére kom ens zien Pére frit al ouwt” (mama kom eens kijken papa eet alles op), ik eentje van Bilzen, van Munsterbilzen, daar waar “de kabotsekoppen” heersen. Een kabots is een kool, Munsterbilzen was vroeger dan ook wijd en zijd bekend om zijn groenten, nu kweekt men er vooral sierstruiken en heesters.

Hij, omdat “Toengere” voor ons toen al ver van huis was en omdat “Toegere” ons zo “Luiks” leek, kende ik niet vooraleer ik meerderjarig werd. Vanaf mijn achttiende, toen ik nu en dan ook een stapje in de Wereld mocht zetten, kwam ik wel eens in “Toengere” en uiteindelijk leidde me dat, dankzij onze commune ideologische standpunten, tot die clubjes en verenigingen waar we mekaar mochten ontdekken.

Hij, zoon van de arrondissementscommissaris, ik zoon van een politicus met gelijke politieke ideeën. Hij voluit student, ik in alles wat ik deed in opleiding in functie van onze bedrijven. Mijn studies waren dan ook afgestemd om later, indien ik de zaken zou overnemen, ik een brede basis had in al zijn facetten die het bedrijfsleven dat wij leidde kon hard maken, kon ondersteunen, de moeite waard was om hét te weten dus.

Hij ging de juridische weg op, volgde er ook nog wat notariaat bij en slaagde erin om als Liberaal studentenleider ook zijn stempel op de gemeenschap te drukken.
Ik, omdat de aard van onze bedrijven dat van me verwachtte, moest me in allerhande handigheden op technisch en op theoretisch vlak scholen, bijscholen, vaak ook in avondscholen en weekendscholen… etc…

Politiek waren we hier één hij en ik, hij en vele anderen met hem, hij, de anderen én ik dus.

De periode brak aan dat hij zijn openbare leven zou beginnen. Hij wilde er voluit tegenaan gaan. Hij en zijn politieke maatje “den Guy” en nog een ander maatje “den Karel” en een resem jongens en meisjes die als een web, als een wijd reikende vertakking, als één organisatie achter hem, Guy, Karel en vele anderen hun vernieuwende ideeën stonden, we gingen ervoor.

Op een dag, zowat tussen 12 (middag) en 13u, kwam er bij ons, tijdens het middageten, een man “achterom” (via de achterdeur) onze eetkamer binnen. Wij zaten nog maar net aan tafel, en daar stond een deftige mijnheer, een man met allures, een imponerend persoon, het was de papa van Patrick.
We ontvingen hem met de nodige honneurs een arrondissementscommissaris waardig dus.
Per slot van rekening maak je het niet alle dagen van je leven mee dat er plots en totaal onverwacht een “hoogwaardigheidsbekleder” middenin je huiskamer staat, en dat zogezegd zomaar.

Uit beleefdheid rechtstaand, omdat een arrondissementscommissaris niet “de minste is”, werd de papa van Patrick bij ons thuis als vriend ontvangen, want dat was hij ook. Hoewel we hem steeds met zijn titel aanspraken, ook mijn vader werd door papa Dewael altijd eerbiedig bij zijn titels genoemd, misschien juist vandaar dat het een nogal saaie heen en weer getitel-slingerd (hartelijk en gul met de eerbaarheid heen en weer schuiven) werd, zei plots; noem me alstublieft toch Valére.

Papa die een en al strakke opvoedingssymbool was, waar ik niet om treur hoor, integendeel, keek ons aan, wij hem, we waren allen door verstomming geslagen.

Mijnheer de Arrondissementscommissaris die plots eenzijdig alle plichtplegingen verbrak, dat hadden wij nog nooit meegemaakt. Het lag ons niet om gevestigde waardes bij hun voornaam te noemen, we waren wel wat meer protocol gewoon in huis, het was ons met de paplepel ingegeven en dus vonden we het heel normaal dat we ons “deftig” gedroegen (nu nog trouwens).

Mijn papa, een man mét doorzicht, zag ik al “bedenkelijk” kijken, hij keek alsof hij plots onraad rook. Ik zag, of het leek er althans op, dat mijn pa zich schrap zette, aan mijn papa’s houding te zien hing er wat boven zijn hoofd, konden we ons aan iets ernstigs verwachten, want… Valére, alhoewel we hem thuis onder ons altijd zo noemden, gaf voor het eerst in zijn bijna adellijke leven zijn intieme “ik” bloot.

Mama, ook al niet onder een kip uitgebroed, verbrak het moment van stilte dat Valére met zijn “zeg maar Valére” had uitgelokt, te verbreken door hem een stoel bij te schuiven aan onze tafel waarop alleszins eten genoeg stond om tien plechtige plichtsplegers à la Valére, omdat hij het zelf zo wil, mee doen aan te schuiven aan het “banket”; want dat werd een middagmaal plots als er een koninklijke hoogwaardigheidsbekleder of gezant van de koning mee aanschuift.

Valére, die zag dat we begrepen dat zijn bezoek er niet zomaar wat was, deed zijn uiterste best om zichzelf in te leven in ons dagelijkse noen-ceremonie (middagmaaltradities).

Wij deden ons uiterste best om zo familiaal mogelijk ons onderonsje verder te zetten in de hoop dat we zo onze gastvrijheid kleur zouden geven.

Puntje bij paaltje kwam de aap uit de mouw. Eindelijk zag ik mijn vader innerlijk weer rustig worden toen hij, en dat uit de woorden die Valére sprak opmakend, besefte dat Valére vandaag eens op “smeek-bede-toer” was.

Wil je, zei hij aan mijn vader, ervoor zorgen dat mijne Patrick lijsttrekker wordt van onze partij?

Mijn vader, weer helemaal op zijn gemak en zich weer helemaal thuis voelend in zijn eigen huid, zei; oh als het dat maar is wat je wil… tja … ja, waarom niet, het is een kanjer, ik geloof in hem en eindelijk hebben we er dan eentje die in onze naam “de goede zaak” kan verdedigen en of bepleiten.

Valére blij en gelukkig met mijn vaders toezegging, at met smaak alles wat moeder hem op zijn bord geserveerd had, hij keek, nadat zijn bord bijna leeg was, weer even naar mama, zijn ogen spraken boekdelen en mama…, die voor niemand moet onderdoen qua mensenkennis, zei; wil u nog wat bijscheppen mijnheer de Arrondissementscommissaris? Waarop hij weer, zeg maar Valére mevrouw, en euh, ja graag ik wil nog wel wat. Hij at alsof hij pas de dag nadien voor enkele weken in hongerstaking wilde gaan.
Dankzij onze aanhang, en juist door onze aanhang, qua aantal, werd Patrick op zeer jonge leeftijd lijsttrekker voor onze partij, hij werd zelfs meteen minister. De jongste minster ooit werd hij.

Patrick heeft het nooit met zoveel woorden gezegd, maar hij is ons daar wel dankbaar voor denken wij, allez dat vermoeden we toch.

Telkens als Patrick ergens komt waar ik ook ben, en hij gaat speechen, zoeken zijn ogen me. Als hij me ziet, en dat tijdens het vurigste deel van zijn publieke pleidooi, kijkt hij me recht in mijn ogen, ik gun hem mijn ogen, als hij ze zoekt, ik gun hem de rust die mijn ogen uistralen als hij dat zo wil, ik gun hem die blik naar mij, ik de vertegenwoordiger van “de goede zaak” omdat mijn pa, net als Patricks papa al lang overleden is. Ik gun Patrick nog steeds die rust die hij vindt als hij mij ziet en hij in eer en geweten denkt; “die goede zaak” jongen (ik dus) die dienen we toch nog hè…

Ja Patrick, juist daarom dat ik je zoveel krediet gun, ik ken jou, ik weet dat jij het nooit zal aandurven om “de goede zaak” te verloochenen, en ja, je mag zolang ik leef in mijn ogen blijven zoeken naar de basis van “onze goede zaak”, want ik, ja ik, hoef voor NIEMAND te plooien en of te buigen Patrick, mijn idealen zijn intact, gaaf en ongeschonden, bij mij, in mijn ogen, in mijn hart kan je steeds putten uit puur idealisme dat er nodig is om te volharden.

Patrick, misschien had jij niet altijd de tijd om onze vriendschap naar waarde in te schatten, maar lieve Patrick… VRIENDEN zijn en BLIJVEN loyaal, laat DAT duidelijk zijn, vergeet DAT NOOIT.

Dag Patrick, sterkte joengske, het ga je goed man…

Je échte vriend

L..