http://www.nedstatbasic.net/apply?ref=1&accountname=Lib+Aria Lib Aria: zaterdag, januari 21, 2006

zaterdag, januari 21, 2006

Sean en Jeanette.

Sean en Jeanette.

Regen, regen en nog eens regen, de hele dag heeft het gegoten als een gieter.
Mijn honden, toch zij die zich in de living voor de haard neervlijen, moeten nu en dan ook even uit om te plassen en te “poepen” (Hollands voor “grote behoefte”).
Terwijl ze hun ding doen, sta ik in de keukendeuropening te wachten totdat ze uitgeplast en uitgepoept (nogmaals, Hollands voor grote behoefte) zijn. Ik beklaag, op dat ogenblik, mezelf dat ik niet wat in onze tuin kan rondlopen, maar de aanhoudende regen doet me huiveren en trillen, zeg maar beven, van de kou. Ik ga dus niet verder dan tot op “den dorpel” (steen die onder iedere deur, zeker de buitendeuren, ligt). De frisse wind waait me verse lucht toe, net zoals me jonge meisjes lippen me de gulheid van een oprechte glimlach gunnen, maar, en dat moet ik in alle eerlijkheid toegeven, ik prefereer de naïeve glimlach van een nog net kind zijnde jonge vrouw dan de groet van koud winterweereigenschappen.

Plots trekt een bekende geur mijn aandacht, ik snuif, om zeker te zijn dat ik me niet vergis, nog even flink door, ik adem nog eens in via mijn neus alsof dit mijn allerlaatste kans is om adem te halen. En ja hoor, mijn reukorgaan laat me, zoals gewoonlijk, weer niet in de steek.
De eigen aan Jeanette odeurtjes bereiken me via de door noordenwind gedragen windvlagen.

Ik vergewis er me nog even van of de wind wel degelijk uit het noorden komt, en omdat dit zo is, huiver ik nog wat meer dan net voordien toen het enkel de reactie van mijn lijf op de koude invloeden van het weer waren. Ik riek Jeanette en dat doet me bijna braken en ook beven alsof ik een koortshebbende grieppatiënt ben. Mijn ingewanden tuimelen via mijn slikkanalen bijna uit de holte van mijn buik. Mijn maag woelt en draait alsof het een bezige koemaag is die aan een pijnlijke her-vertering van het al tot moes gemalen en naar gal smakende voedselrestanten die al bijna het uiteinde van mijn blinde darm bereikt hadden, maar zich nu, omdat er een onverwachte ingreep plaats heeft, zich bedenken en dus als het ware op hun stappen weerkeren.

Plots krijsen de scharnieren van ons tuinhekje, ook die scharnieren uiten dus hun ongenoegen.
Jeanette, een naam die klinkt als de weergave van dat wat de misvorming aan de eigenheden van een man kan zijn omdat hij zich als een wijf gedraagt, stapt met rasse schreden ons tuinpad op. Mijn stoppelbaard, al schoor ik me vanmorgen, groeit meteen tot een lengte die me een faciale haartooi bezorgd van een nozem. Als ik, en dat doe ik steeds als ik in een benarde situatie verkeer, me over mijn kin wrijf, schrik ik van mijn eigen “De Dam”-achtige hippie-eigenschappen uit vervlogen junkiejaren toen de The Beatles nog een gele onderzeeër hadden of zoiets. Jeanette heeft dus géén goede invloeden op mij, ook niet op mijn honden want die komen jankend, alsof ze zonder verdoving gecastreerd werden, snel weer naar binnen gelopen en duiken alsof het hun bunker is in hun mandje aan de openhaard.

Jeanette staat ondertussen al in onze keuken. Ik heb, ik kon niet anders, ze binnen gelaten en heb haar een stoel aangeboden om te gaan zitten, wat uiteraard erg dom is. Enfin, ze heeft haar kont, die op de achterzijde van een met laadklep voorziene veertig ton vrachtwagen lijkt, laten neerploffen op de rieten zitting van een keukenstoel. Ik kijk ernaar alsof ik net een ufo zag landen. Ik krab me aan mijn wenkbrauwen, dat een uiterlijke weergave is, en dit op gebarentaal lijkende wijze, van mijn mimiek die mijn niet te verstoppen ontgoocheling moet weergeven.

Om me snel van het mij overvallende ongenoegen af te maken, zeg ik; Jeanette zeg het maar wat je te zeggen hebt, maak het alstublieft kort want ik heb niet veel tijd vandaag.
Waarop zij zegt; weet je het al?

Ik denk bij mezelf och god, ze komt weer roddelen, als ik nu “neen” zeg, dan gun ik haar de kans om met haar verhaal mijn humeur voor het hele weekend te verbrodden en mijn oh zo kostbare tijd dusdanig te halveren dat er maar enkele procentjes van de vele vrije uren overschieten.
Als ik “ja” zeg, zal het gesprek ook lang duren, en dan zit ik met het probleem dat ik moet meepraten alsof ik er alles van weet, en ik niet eens het thema van de dag ken…

Dus zeg ik niets, haal ik mijn schouders op, vertrek ik mijn lippen alsof ik net een pijnlijk niet gewenst orgasme kreeg, en doe ik alsof ik geen belangstelling heb.

En toch ratelt ze een niet te volgen en te begrijpen verhaal uit haar gefacelifte smoel en lippen die gekoppeld zijn aan haar uit de puinhoop herrezen wangen die nu van massief kunststof zijn.

Ze wil me het verhaal van Sean vertellen. Sean is haar man. Sean is een onder de slof liggende , zoals de meeste mannen trouwens, niets inhoudende, maar hard werkende sukkelaar.

Ik wimpel het vervolg op haar verhaal af/weg onder het mom dat ik elders een afspraak heb.

Ze, al doet ze het met merkbare tegenzin, begrijpt, zogezegd, dat ik nu weg moet, en ze zegt dat ze morgen dan wel zal terugkomen om me het nieuws te vertellen. Ik grom wat onverstaanbare woorden, neem mijn autosleutels, en, nadat ik de klink van de keukendeur weer in mijn hand nam, wat voor haar, hopelijk, een duidelijk signaal moet zijn dat ik wens dat ze ophoepelt, sluit ik nadat ze weer buiten staat, de deur met alle sloten, veiligheidsloten inbegrepen. Ik ren naar mijn wagen, start hem, ik rij mopperend en flink verveeld gehaast weg.

Ik vraag me af wat “morgen” me zal brengen ???